Wie denkt bij een stad aan groen, rust en schone lucht? Het is niet omdat we het vandaag anders gewoon zijn, dat zo’n stad niet mogelijk zou zijn. Gent transformeren naar een plek waar het gezond en aangenaam leven is vraagt wel om visie en daadkracht. Maar het is broodnodig, ook om de effecten van klimaatverandering op te vangen. We voorzien een coherente aanpak van de verschillende bronnen van luchtvervuiling. We bouwen aan een stad waar verschillende vormen van groen en natuur elkaar aanvullen om elke buurt aangenamer te maken. Met een aanpak die duurzame landbouw en voeding daadwerkelijk ondersteunt. En een beleid dat afval zo veel mogelijk voorkomt, hergebruikt en recycleert. Dan ligt een leefbare stad binnen handbereik.
Een. Meer propere lucht, minder lawaai
Veel Gentenaars maken zich zorgen over de luchtkwaliteit in de stad, en terecht. Uit alle metingen blijkt dat de luchtkwaliteit in de stad van zeer slechte kwaliteit is. Recent nog bleek bij het Airbezen-project in Oost-Vlaanderen dat de toestand in Gent nog slechter is dan verwacht. Een kwart van de deelnemers, net diegenen waarbij de luchtvervuiling door fijn stof het hoogst was, zei dat een gezinslid problemen had met de luchtwegen of een vorm van kanker had. Om schonere lucht te hebben moeten we ook inzetten op duurzame energie. Het stedelijk energiebedrijf vervult hierbij een sleutelrol. Door het uitbreiden van het stedelijk warmtenet kunnen we onze huizen verwarmen met de restwarmte uit de haven. Zoals in Kopenhagen, de stad zonder schoorstenen, waar 97 procent van de inwoners warm water aan huis geleverd krijgt. Een enorme winst voor de luchtkwaliteit en voor het klimaat. Door isolerende renovaties te ondersteunen, zorgen we ervoor dat de overblijvende boilers minder moeten draaien.
De stad wordt geconfronteerd met allerlei bronnen van luchtvervuiling die elkaar versterken. De hoge schoorstenen van de grote industrie zadelen de stad op met een vervuiling van zwaveloxiden, stikstofoxiden, zware metalen en fijn stof. Op de Vlaamse kaart van luchtkwaliteit springt ArcelorMittal er uit als een grote rode plek. Door het bedrijf te doen inzetten op het verminderen van hun uitstoot met behulp van spitstechnologie voorzien we tegelijkertijd in de lange termijn toekomst van het bedrijf, in de strijd tegen de klimaatopwarming, en in de gezondheid van de Gentenaars.
Het komt erop aan het wegverkeer zo veel mogelijk af te bouwen. Vrachtvervoer verleggen we zo veel mogelijk naar het spoor en het water. Voor het personenvervoer werken we aan een fijnmazig net van openbaar vervoer zodat de auto overbodig wordt om je naar de stad of de haven te verplaatsen. Het vrachtvervoer in de haven zadelt vooral Wondelgem, Oostakker en de kanaaldorpen op met zeer ongezonde lucht. Hetzelfde geldt voor stadskankers zoals de E17 en de fly-over aan het Zuidpark, die de vervuiling van de autosnelweg recht in de stad brengt. Door de E17 te ondertunnelen halen we hele wijken uit de verstikkende uitlaatgassen. We trekken dit beleid door voor de parkings. We verzetten ons tegen nieuwe parkeertorens in de buitenwijken, en pleiten voor gratis randparkings langs de R4. Deze randparkings moeten via het openbaar vervoer op een kwaliteitsvolle en milieuvriendelijk manier een verbinding voorzien met de stad.
Het lokale autoverkeer vervuilt de lucht. Het effect daarvan is vooral erg in de street canyons, smalle straten met weinig luchtcirculatie. De oplossing ligt in de shift van de auto naar de fiets en het openbaar vervoer. Wie toch eens een wagen nodig heeft, zal kunnen rekenen op de emissievrije wagens van het nieuwe stedelijke autodeelsysteem Otto. We ondersteunen het project om vanaf 2020 een lage emissiezone in te voeren in Gent, maar eisen dat dit op een sociale manier en met compensaties wordt ingevoerd. Ook kan de zone niet beperkt blijven tot het centrum. De stad moet kunnen garanderen dat er voldoende informatie wordt verschaft en dat mensen met weinig financiële middelen niet opnieuw het slachtoffer worden van deze maatregel.
Het circulatieplan is ingevoerd zonder dat het stadsbestuur alternatieven voorzag met bijvoorbeeld gratis en kwaliteitsvol openbaar vervoer. Voor het centrum is er misschien wel een verbetering van de luchtkwaliteit gekomen, maar door het ontbreken van alternatieven is een deel van het probleem gewoon verschoven naar de buitenwijken. Wij pleiten voor een mobiliteitsplan in elke wijk, opgemaakt door de buurtbewoners zelf. Enkel zo krijg je een coherentie visie die de grote bronnen van vervuiling drastisch vermindert.
Twee. Groen en open ruimte in elke buurt
Natuur en groen is rustgevend, tempert het geraas van het verkeer, vangt luchtvervuiling op en zorgt voor koelte in de zomer. Bomen en planten zijn essentieel in een gezonde leefomgeving. Ze zouden een basisrecht moeten zijn voor elke stadsbewoner. Willen we een voor iedereen leefbare stedelijke omgeving, dan hebben we een globale visie nodig. Een visie met een evenwicht tussen private, bebouwde ruimte en gemeenschappelijke open en groene ruimte. Een visie met respect voor biodiversiteit en waardevolle natuurgebieden.
Gent heeft de naam een milieubewuste stad te zijn. De laatste jaren zijn er inderdaad inspanningen geleverd, en zijn er op bepaalde plaatsen parken bijgekomen. Maar toch haalt de stad nog altijd niet de groennorm voor elke inwoner: kleinschalig woongroen binnen 150 m, een buurtpark van minstens 1 hectare binnen 400 m, en een stadsbos binnen 5 km afstand.
Een van de oorzaken ligt bij het privatiseren van gemeenschappelijke openbare ruimte. Stadsruimte die vrijkomt wordt maar al te dikwijls zonder enige inspraak toevertrouwd aan bouwpromotoren en projectontwikkelaars. Die poten er grote woon- en kantooreenheden neer met veel te weinig open en groene ruimte. Wanneer zij worden ingeschakeld om groen op buurt- of wijkniveau af te leveren, zorgen ze door de inrichting van het terrein dat in de praktijk enkel de inwoners van hun peperdure projecten toegang hebben tot de parken. Overal in de stad worden terreinen die noodzakelijk zijn voor openbaar groen verpatst aan projectontwikkelaars. Stadsgroen wordt zo een voorrecht voor rijkere wijken en in de buurt van nieuwe groene zones stijgen de grond- en woningprijzen zienderogen.
Voor ons kan er geen sprake zijn van het uitbesteden van publieke gronden aan private projectontwikkelaars. De stad moet meer haar verantwoordelijkheid nemen in het garanderen van de toegang tot groene ruimtes. Wij willen dat op korte termijn de garantie kan gegeven worden aan elke Gentenaar dat de groennorm verzekerd is. Ook wijken verder weg van de grote groene vingers hebben recht op groen. Daarom voeren we met de stad een actief aankoop- of omruilbeleid voor braakliggende terreinen en leegstaande of oninteressante panden. Die vormen we om tot nieuwe publieke open ruimte, parken om te sporten, te picknicken, te spelen of te barbecueën. Daarnaast willen we ook werk maken van groene oevers.
Over de voorbije legislaturen heeft het stadsbestuur haar ambitieniveaus over natuurgebieden en bebossing afgebouwd. In 2003 werd in het ruimtelijk uitvoeringsplan een ambitieuze visie naar voren geschoven voor groenvoorziening in de stad. Als het plan zou uitgevoerd worden, zou dat onder andere 830 ha. bijkomend bos betekenen. Dat is geen luxe, als je weet dat Gent met 6,1 procent bebossing als bosarme stad wordt beschouwd. Maar in 2017 herzag het stadsbestuur het plan, en bleef er nog maar ruimte over voor 300 ha. bijkomend bos tegen 2030.
Wij pleiten ervoor dat de vijf groenpolen rond Gent zo snel mogelijk afgewerkt en versterkt worden: Bourgoyen-Ossemeersen, Gentbrugse Meersen, Vinderhoutse bossen, Parkbos, en Oud Vliegveld Oostakker-Lochristi. Daarom pleiten we ervoor dat het investeringsbudget voor het aankopen van nieuwe natuurgebieden minstens verdubbeld wordt tot 140.000 euro per jaar, om de gezonde ambitie van partners zoals Natuurpunt bij te benen. Bij de Bourgoyen-Ossemeersen en de Vinderhoutse bossen zien we dat deze stadsbossen niet altijd voldoende toegankelijk zijn voor alle stadsbewoners. Daarom moet ook het ontsluiten van deze polen via veilige fietsroutes en vooral het openbaar vervoer een belangrijke prioriteit worden.
Om de gevolgen van de klimaatverandering op te vangen moet er absoluut een stop komen aan de steeds grotere verharding van gronden in de stad. Tijdens de voorbije legislatuur alleen al, tussen 2012 en 2018, is er 5 procent meer oppervlakte verhard. Asfalt, steen en beton houden warmte vast en bemoeilijken de infiltratie van water, wat de stad zeer kwetsbaar maakt voor de veranderende weerpatronen. Verharding stoppen betekent niet dat er nergens meer mag gebouwd worden. Om de bevolkingstoename en de wooncrisis op te lossen zal er nu eenmaal moeten bijgebouwd worden. Maar elke oppervlakte die verhard wordt, moet minstens gecompenseerd worden door ontharding van dezelfde oppervlakte in de nabije omgeving. De stad moet ook actief op zoek gaan naar inrichtingen die vatbaar zijn voor ontharding. Daarnaast moeten, met onmiddellijke ingang, alle projectontwikkelaars die gebieden willen verharden een bijdrage leveren aan een onthardingsfonds.
Drie. Landbouw en voeding op weg naar de toekomst
Naast natuurgebieden staan ook landbouwgronden zwaar onder druk. Er is een toenemende schaarste aan grond en door de stijgende grondprijzen wordt er volop op gespeculeerd. Door het fenomeen van ‘verpaarding’ gaat veel landbouwgrond verloren voor de productie en wordt het aangewend voor onder andere de vrijetijdsbesteding van de hogere middenklasse. Nochtans is duurzame, lokale landbouw broodnodig voor een integraal klimaat- en milieubeleid.
Het beleid van de stad doet meer kwaad dan goed. De stad heeft via het OCMW duizenden hectare grond in handen. Het stadsbestuur heeft het plan opgevat om alle OCMW-gronden die buiten de stad liggen te verkopen. Onder andere aan havenbaas Fernand Huts, CEO van Katoen Natie, die twee jaar geleden nog 450 hectare kocht voor een habbekrats. Het is dan ook terecht dat er op dit moment een proces tegen het stadsbestuur loopt wegens onrechtmatige staatssteun aan Fernand Huts. Wij eisen dat het verkopen van OCMW-gronden onmiddellijk wordt stopgezet. De gronden moeten ingeschakeld worden voor een overkoepelende visie die het grondbeleid van de stad moet sturen. In bepaalde gevallen kunnen verafgelegen gronden geruild worden tegen gronden dichter bij de stad.
De PVDA steunt de initiatieven voor een voedselstrategie gebaseerd op biologische korte keten landbouw en stadslandbouw. Bij het verhuren van landbouwgronden in handen van de stad moeten de criteria van biologische productie en biodiversiteit nog veel meer doorwegen. De stad moet het oneigenlijk gebruik van landbouwgronden tegengaan en ze, net zoals natuur- en bosgebieden, beter beschermen.
Vier. Af van het afval
We willen volop de strijd aangaan tegen de afvalberg door onder andere de circulaire economie in onze stad te ontwikkelen. In een circulaire economie bestaat er geen afval. Reststromen worden er als grondstof gebruikt om nieuwe producten te maken. Zo reduceren we de afvalberg en de impact op het klimaat. We moeten afstappen van de kapitalistische wegwerp-logica en evolueren naar hergebruik, repareren, en delen.
Een van de belangrijkste partners in het bestrijden en verwerken van afval is uiteraard IVAGO. Wij eisen dat het bedrijf opnieuw volledig in publieke handen genomen wordt en dat het bestuur wordt gedemocratiseerd. Enkel als volwaardig burgerbedrijf waarbij ook de werknemers inspraak krijgen kan IVAGO zich ook volop inzetten voor afvalpreventie en de strijd tegen sluikstorten.
Sluikstorten is een blijvend probleem in de stad. Tussen 2004 en 2014 steeg de hoeveelheid sluikstort in Gent van 297 naar 620 ton. Dankzij acties van de PVDA, buurtcomités, personeel en vakbonden werd er al bijkomend personeel aangenomen bij IVAGO om het fenomeen te bestrijden, maar het blijft een moeilijke opgave. Wij willen bijkomende personeelsleden om het probleem op te lossen. Daarnaast moeten de gratis ophaalrondes voor grofvuil opnieuw ingevoerd worden en moeten er op probleempunten bijkomende vuilnisbakken komen. Uiteraard moet er meer ingezet worden op preventie, via sensibiliseringscampagnes en via parkwachters die buurtbewoners begeleiden in parken en bij openbare barbecues.
Door statiegeld in te voeren op blikjes en plastic flessen, zoals dat vandaag voor glazen flessen al bestaat, kan de hoeveelheid zwerfvuil drastisch verminderd worden. Door te investeren in een circulaire productie, herstel en hergebruik van producten en recyclage, verminderen we de hoeveelheid restafval jaar na jaar. Om afval te vermijden, voorzien we in elke wijk kringwinkels en hergebruik-, reparatie- en deelpunten. Zo kunnen we gebruiksvoorwerpen, kledingstukken en meubels laten herstellen om ze te hergebruiken. Is herstel onmogelijk, dan is er nog de optie van demontage om zo veel mogelijk bruikbaar materiaal te recupereren. We ondersteunen initiatieven als ruil- en tweedehandswinkels waar afgedankte spullen een tweede leven krijgen.
Wat onbruikbaar is, moet zo goed mogelijk gerecycleerd worden. Het grootste deel van ons afval komt uit de bouw en sloop van gebouwen. Daar is dan ook nog veel vooruitgang te halen. We willen inzetten op de ontwikkeling van materialenpaspoorten voor gebouwen, wat een totale inventaris van de gebruikte materialen weergeeft. Dit kan in de toekomst een belangrijke hefboom zijn voor het oordeelkundig slopen en het opslaan van gerecupereerde materialen in de stock van een stedelijke Bouwbank. Langs die weg maken we de productie en transport van veel nieuw materiaal onnodig. Het stadsbestuur moet ook zelf meer inzetten op urban mining, in plaats van dit over te laten aan privé initiatieven.